Traditie & Gebruiken
Salzburger Marionettentheater
Tekst: Emely Nobis / Beeld: Frits Roest
Om maar meteen een misverstand weg te nemen: Het Salzburger Marionettentheater is geen poppentheater voor kinderen – ook al zijn er tegenwoordig wel speciale programma’s voor kinderen en gezinnen . Sinds de oprichting in 1913 ligt de nadruk op een breed repertoire voor volwassenen: Mozarts Die Zauberflöte, Shakespeares Midsommernightsdream en Wagners Ring der Nibelungen naast meer populaire producties als The Sound of Music, Le Petit Prince of Alice in Wonderland. ‘Zelfs onze familievoorstellingen zijn meestal ingekorte versies van de gewone producties’, vertelt bedrijfsleider Susanne Tiefenbacher.
Speelkruis
Het Salzburger Marionettentheater is het geesteskind van Anton Aicher (1859-1930), een in houtsnijwerk gespecialiseerde beeldhouwer. Nadat hij bij poppenmakers uit München de kunst van het maken van marionetten had geleerd, begon hij zelf hoofden en lichamen uit hout te snijden. Zijn vrouw Rosa maakte de kostuums. In 1913 huurde hij het gymnastieklokaal van het prins-bisschoppelijk Borromeum in de stad Salzburg en bouwde er een theaterzaal voor wat hij het ‘Prof. Anton Aichers Künstler Marionettentheater’ noemde. De eerste voorstelling, op 27 februari van dat jaar, was Mozarts jeugdopera Bastien und Bastienne. ‘Opera’s, vooral die van Mozart, zijn altijd een zwaartepunt in het repertoire gebleven’, aldus Tiefenbacher. ‘Vandaar onze bijnaam: Kleines Opernhaus.’
Om zijn poppen zo natuurlijk mogelijk te laten bewegen, ontwikkelde Aicher een speelkruis op anderhalve meter lange draden waarmee de poppenspelers hun marionetten bewegen. Poppenspeler Edouard Funck neemt een kruis in de hand en legt uit waar de draden voor dienen. Elke pop heeft er tenminste elf: Een voor de rug, twee voor de schouders (die ook het gewicht van de pop dragen), drie voor het hoofd, de overige voor handen en benen. ‘Zodra een regisseur extra bewegingen wil, zoals Tamino die toverfluit speelt of een hand op z’n hart legt, komt er een nieuwe draad bij. De meest complexe figuren hangen aan meer dan twintig draden. Dan zijn er twee of drie poppenspelers nodig voor één rol: Een van ons bedient het kruis, de anderen trekken aan de verschillende draden voor die extra bewegingen. Soms is het wel erg ingewikkeld.’
De complexe speeltechniek, in het Salzburger Marionettentheater ontwikkeld, vergt net zo veel tijd en doorzettingsvermogen als het leren van een muziekinstrument. Toen Funck bij zijn sollicitatie in 2011 te horen kreeg dat het vijf tot acht jaar zou duren voordat hij een grote rol zou kunnen en mogen spelen, was dat dus even slikken. ‘Intussen weet ik dat je die tijd echt nodig hebt voordat je je – los van de techniek – kunt concentreren op de interpretatie van een rol. Daarin moet je echt groeien en je eigen persoonlijkheid inzetten. Dat zie je heel duidelijk bij rollen die dubbel zijn bezet. Philippe Brunner zet in Die Zauberflöte bijvoorbeeld een heel andere Tamino op de planken dan Heide Hölzl. Dezelfde figuur met twee volledig verschillende expressies… erg spannend.’
Levensechte illusie
Funck neemt ons mee naar de balustrade achter het podium waar de poppenspelers tijdens voorstellingen op staan, voor het publiek onzichtbaar achter een gordijn. Voorover gebogen en met zijn hoofd tegen een steunbalk, laat hij een pop heen en weer lopen. Door subtiele bewegingen van het hoofd van de pop tovert hij het ene moment een schalkse, dan weer een verbaasde of verdrietige uitdrukking te voorschijn. Ook de heupbewegingen en het klikken van de schoentjes op de vloer dragen bij aan de levensechtheid. Hoewel hij zijn pop van bovenaf ziet en bespeelt, moet hij denken in bewegingen vanuit het perspectief van het publiek. Dat maakt het spel extra lastig. Dat de illusie desondanks slaagt, blijkt wel uit het feit dat toeschouwers achteraf vaak nauwelijks kunnen geloven dat de figuren niet echt zelf hebben gezongen en gesproken. ‘Je vergeet heel snel dat het “maar” poppen zijn. Als ze een pop na afloop in de foyer van dichtbij zien, zijn ze vaak ook verbaasd over het formaat. Dan vragen ze waar de “echte” zijn, de “grote”. Op het toneel werken ze zo menselijk, dat je al gauw vergeet dat ze veel kleiner zijn.’
Immaterieel erfgoed
Naast de techniek van het spelen was vooral de verfijnde en mensengetrouwe manier waarop de Salzburger poppenspelers de marionetten leven inblazen en emoties meegeven voor UNESCO aanleiding het Marionettentheater in 2016 op te nemen in de lijst van immaterieel cultureel erfgoed. Daarnaast speelde mee dat de handvaardigheid om poppen te snijden, beschilderen en kleden er al vanaf het begin van generatie op generatie wordt doorgegeven. Elke poppenspeler leert en/of beoefent ook een ambacht, zodat in principe alles – van het snijden, beschilderen en kleden van de poppen tot het maken van decors en rekwisieten – in eigen huis kan gebeuren. ‘Dat is een van de redenen waarom alle ensembleleden hier in het Salzburger Marionettentheater permanent zijn’, zegt Tiefenbacher. ‘Het is een hele uitdaging, vooral in deze tijd. Wij zoeken mensen die bereid zijn zo’n ingewikkeld vak te leren en dan ook nog bij ons in het theater te blijven.’
Voor de in Parijs geboren en getogen Funck, van huis uit meester-kleermaker, was zijn aanstelling bij de ‘hogeschool van het poppenspelen’ juist een droom die uitkwam. ‘Dit ensemble is in Frankrijk veel bekender en beroemder dan in Oostenrijk zelf. Toen ik in Parijs aankondigde dat ik hier was aangenomen, kreeg ik alleen maar wauw-reacties.’
Op tournee
Dat het Salzburger Marionettentheater tot ver over de landsgrenzen bekendheid geniet, is voor een belangrijk deel te danken aan Hermann Aicher. Vanaf zijn aanstelling als directeur in 1926 voerde de zoon van oprichter Anton belangrijke vernieuwingen door. Hij maakte gebruik van de nieuwe technische mogelijkheden op het gebied van licht- en geluidstechniek en liet voor de buitenlandse tournees een reizend podium bouwen. Op een wand in de foyer van het theater staat een opsomming van de honderden locaties waar het ensemble sinds het eerste gastoptreden (Hamburg, 1937) acte de présence heeft gegeven. Zo waren er memorabele gastoptredens in Moskou en Leningrad in 1936 en 1938, met 2500 toeschouwers in de zaal en als speciale attractie een marionet van danseres Anna Pavlova als ‘Stervende Zwaan’ (met meer dan twintig draden) in de Notenkraker.
Het decennium van de grote tournees begint in 1950, nadat bandopnames het mogelijk maakten om zonder musici, sprekers en zangers – en dus veel betaalbaarder – op reis te gaan. Het ensemble steekt dan voor het eerst de oceaan over, met in 1953 de première van Die Zauberflöte in Boston in de Verenigde Staten. De opera staat tot op de dag van vandaag vrijwel onveranderd op het repertoire en is de meest gespeelde en meest succesvolle productie uit de geschiedenis van het huis. ‘Onze Amerikaanse tournees waren tientallen jaren lang een groot succes, ook financieel gezien’, vertelt Tiefenbacher. Verdere internationale tournees volgden, in Europa maar bijvoorbeeld ook naar Australië, Zuid-Afrika, China en Hongkong. Door corona waren er de laatste jaren geen gastoptredens mogelijk, maar het gezelschap heeft goede hoop vanaf 2023 weer te kunnen reizen. ‘Eerder lukt niet, want zo’n tournee vergt maandenlange voorbereiding.’
500 marionetten
Naast de tournees (meestal in maart-april en oktober-november) zijn er in eigen huis zo’n 175-170 voorstellingen per jaar; in de zomermaanden vaak twee keer op een dag. Sinds 1970 hebben de Salzburger marionetten hun theater in het voormalige hotel Mirabell, centraal gelegen tussen de Internationale Stichting Mozarteum en het Salzburger Landestheater. Bij de verbouwing werd de voormalige eetzaal ingericht als theaterzaal met 350 zitplaatsen. In de zogenaamde ‘Puppenkammer’ – het heiligdom van het theater – wachten ongeveer 500 marionetten erop om te worden gebruikt in de lopende producties. Tussen de 20 en 90 figuren komen in elk stuk voor. In de werkplaatsen worden die producties (nieuwe ensceneringen en reprises) tot in de puntjes voorbereid. In veel opzichten komt er meer bij kijken dan bij een theatervoorstelling met ‘echte’ acteurs. Dat begint al bij de enscenering, vertelt Tiefenbacher. ‘We werken veel met gastregisseurs. Die moeten van te voren al precies aangeven hoe een pop zich moet bewegen, draaien of bukken – want elke pop is maatwerk. Improvisaties en latere veranderingen zijn alleen mogelijk met veel inspanning.’
Veel wordt ook nieuw ontwikkeld en uitgevonden. Zo wilde regisseur Hinrich Horstkotte bij de enscenering van Alice in Wonderland dat de Hartenkoningin beenloos over het toneel zou zweven, maar bij het spelen van croquet juist met haar voeten op de grond zou stampen. De oplossing van de poppenmaker: Intrekbare ‘benen’ die alleen onder haar jurk vandaan komen als de poppenspeler aan een bepaald touwtje trekt. Ook anders dan anders: Een regisseur die tijdens de repetities in de zaal zit en ongeduldig wordt omdat een pop niet snel genoeg zijn instructies opvolgt. Funck: ‘Dan moeten we uitleggen dat wij achter de schermen echt even tijd nodig hebben om uit te vogelen hoe we bijvoorbeeld twee figuren langs elkaar kunnen laten lopen zonder dat hun draden verstrengeld raken.’
Vijf Maria’s
De meeste regisseurs, vertelt Funck, nemen hun eigen choreografen, kostuumontwerpers, lichttechnici en decorbouwers mee. Het ensemble en de technici ter plaatse adviseren dan over wat er wel of niet mogelijk is. Hij neemt ons mee naar zijn werkplaats. In rekken langs de wanden liggen stoffen in allerlei patronen; op de werkbanken papieren vellen met kledingontwerpen. Hij legt hij uit dat het maken van de miniatuur-kleding relatief lastig is, omdat je op dat kleine formaat zelfs een afwijking van enkele millimeter tussen bijvoorbeeld de linker en rechter mouwinzet kunt zien. Bovendien moet er – net als bij kleding voor balletdansers – rekening worden gehouden met extra ruimte bij de oksels en knieholtes, om de poppen niet in hun bewegingsvrijheid te belemmeren. De meeste kostuums zijn van zijde, want de stof mag de pop niet te zwaar maken. Om het er toch uit te laten zien als loden of denim, zijn heel wat bewerkingen nodig.
Sowieso moet voor een nieuwe productie elke pop vanaf nul worden gemaakt en gekleed. En draagt een marionet in het stuk verschillende kostuums, dan komt er voor elk kostuum een aparte marionet. Omkleden is namelijk niet mogelijk, omdat de draden door de kleding worden getrokken. Maria uit The Sound of Music heeft bijvoorbeeld vijf verschillende kostuums en de zeven kinderen hebben elk drie verschillende outfits. Met andere woorden: Vijf Maria’s en eenentwintig kinderen.
Voeg daarbij het decor- en lichtontwerp en de bandopnames met zang, dialogen en spreker en het wordt duidelijk waarom het zo’n twee jaar duurt voordat een nieuwe stuk op de planken kan worden gebracht. Om het proces te verkorten, is in het recente verleden wel eens geëxperimenteerd met poppenhoofden uit de 3D-printer. Maar zo’n stuk plastic mist persoonlijkheid, vindt Funck. De oude methodes hebben zich niet voor niets zo lang gehandhaafd, en dus wordt de 3D-printer nu nog vooral gebruikt voor sommige rekwisieten.
Drie generaties
Na het overlijden van Hermann Aicher in 1977 nam zijn dochter Gretl Aicher, net als haar (groot)vader zelf óók poppenspeler, de artistieke leiding over. Zij overleed in 2012 en inmiddels is het Salzburger Marionettentheater geen familiebedrijf meer, maar wordt het geleid door een manager met een vereniging als raad van bestuur. Gebleven is het vakmanschap dat bij elke productie komt kijken. De oorspronkelijke naam die oprichter Aicher zijn theater gaf – ‘Künstler Marionettentheater’ – is nog onverminderd van toepassing. De poppen spelen een hoofdrol, maar de mensen achter die poppen zijn de ware kunstenaars. Daarom gaat tegenwoordig aan het einde van voorstellingen het gordijn omhoog en ziet het publiek de poppenspelers staan. Funck: ‘Dan zwelt het applaus nog weer aan. Dat is altijd een geweldig moment.’ Tiefenbacher: ‘Dat beseffen ze eens te meer de omvang van de magie die hier op het toneel wordt getoverd.’
Salzburger Marionettentheater, Schwarzstraße 24 in Salzburg, marionetten.at
Het repertoire van het Salzburger Marionettentheater voor 2022 bestaat voornamelijk uit De Zauberflöte, The Sound of Music, Fidelio, Alice in Wonderland en, met Kerstmis, De Notenkraker en Die Fledermaus. Voor de komende jaren staan weer weer nieuwe producties gepland.
In de foyer van het theater biedt een tentoonstelling inzicht in het ambacht van het maken van marionetten, de geschiedenis van het theater en de plaats die het inneemt in de internationale wereld van het poppenspel en het UNESCO-werelderfgoed.
Kijk wat je allemaal in de omgeving kunt doen op onze wegwijzer.
Tegen de macht
Geheimen van het Marchfeld
Kunsthaus Graz
MAK Wenen
Belvedere Wenen
Wereldmuseum Wenen
Noordwijk