Oostenrijkse lentetradities: Aperschnalzen en Funkensonntag
Oostenrijk kent uiteenlopende feesten die belangrijke momenten in het jaar vieren. Ook bij de komst van de lente wordt door het hele land stilgestaan tijdens lokale traditionele feestelijkheden. Twee opmerkelijke voorbeelden hiervan zijn het Aperschnalzen in de deelstaten Tirol en Salzburg en Funkensonntag in Vorarlberg.
Aperschnalzen om sneeuw te verdrijven
Aperschnalzen is een eeuwenoude traditie die vooral in Tirol en Salzburg bekend is en zijn wortels heeft in Rupertiwinkel, een historische regio aan beide zijden van de grens tussen Oostenrijk en Duitsland. Het gebruik vindt plaats tussen tweede kerstdag en Vastenavond en is sinds 2013 UNESCO-immaterieel erfgoed. De naam “Aper” verwijst naar het Oudhoogduits woord “aprir”, wat “sneeuwvrij” betekent. Het knallende zweepgebruik was oorspronkelijk bedoeld om de winter te verdrijven en de lente te verwelkomen.
De traditie vindt zijn oorsprong in de praktijk van herders, die over grote afstanden via zweepslagen, of ‘Goaßlschnalzen’, met elkaar communiceerden. Later werd het ook gebruikt door voerlui, die met hun zwepen gevaarlijke bochten aankondigden. Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft het Goaßlschnallen zijn beroepsmatige functie ingeleverd voor een symbolische functie tijdens het Aperschnalzen.
Bij het Aperschnalzen komen groepen, de zogenaamde ‘Passen’, samen om in een ritmisch patroon de zwepen te laten klappen. Een Passe bestaat uit negen deelnemers, die met behulp van een lange zweep (Goaßl) een luide knal produceren door snel met de arm te zwaaien en het nylon uiteinde van de zweep door de lucht te laten snellen. De deelnemers staan in een rij, met tien meter tussenruimte, en de eerste Schnalzer, de ‘Aufdraher’, bepaalt het ritme. De klanken moeten zowel consistent als krachtig zijn.
Ligt jouw hart in Oostenrijk? Dan lees je Oostenrijk Magazine!
Aperschnalzen wordt tegenwoordig ook in competitieverband uitgevoerd. Zo zijn er zowel individuele als groepswedstrijden waarbij een jury de precisie en het volume van de zweepslagen beoordeelt. Het hoogtepunt is het jaarlijkse Rupertigau-Preisschnalzen op de zondag voor carnaval, waar honderden deelnemers uit Oostenrijk en Beieren samenkomen voor een spektakel van oorverdovende knallen.
Funkensonntag: het einde van carnaval
Funkensonntag vindt plaats op de eerste zondag na Aswoensdag en wordt sinds 2010 erkend als UNESCO-immaterieel erfgoed. Deze traditie symboliseert het einde van de carnavalsperiode en het begin van de vastentijd en is vooral wijdverbreid in de Oostenrijkse deelstaat Vorarlberg en Liechtenstein. De voorbereidingen beginnen al op Vastenavond, wanneer de zogenaamde ‘Funkentanne’, een metershoge dennenboom, wordt gekapt. Op de zaterdag voor Funkensonntag wordt het grote vreugdevuur, de ‘Funken’, opgebouwd door lokale vuurgildes en vrijwilligers. Dit torenhoge vuur wordt pas na zonsondergang aangestoken.
Historici vermoeden dat Funkensonntag zijn oorsprong vindt in een heidens lentefeest. Oorspronkelijk dienden de vuren om afval uit de huizen en boerderijen te verbranden, een praktijk die deels in het heden voortleeft doordat oude kerstbomen als brandstof worden gebruikt voor de Funken. Een ander belangrijk element van Funkensonntag is het verbranden van een strooien heksenpop die op de Funken ligt.
De vreugdevuren zijn door de hele regio te zien en trekken veel bezoekers. In grotere plaatsen zoals Dornbirn organiseren verschillende vuurgildes hun eigen vuren, terwijl in dorpen zonder een dergelijke gilde de brandweer of carnavalsverenigingen deze taak op zich. Ook jongeren krijgen een rol in deze traditie: voor hen worden speciale jeugdvuren georganiseerd, waarbij zij vanaf hun zeventiende kunnen toetreden tot de reguliere vuurgildes.