Carnicabij

De Carnicabij wordt niet voor niets ook Kärntner Biene genoemd. Vanuit Karinthië begon zij aan haar wereldwijde opmars.

Ze is middelgroot, slank en donker met grijze haren, zachtaardig en bijzonder vlijtig… Nee, dit is geen contactadvertentie. We hebben het over de Carnicabij (Apis Mellifera Carnica) oftewel de Kärtner Biene. Al sinds de ijstijd voelt deze onder­soort van de honingbij zich helemaal thuis in Zuid-Karinthië en Slovenië, in het gebied tussen Karnische Alpen en Karawanken in het zuiden en Hoge Tauern en Nockgebergte in het noorden. Blootgesteld aan vaak barre weersomstandigheden ontwikkelde het ras een grote ziekteresistentie. De Carnicabij is als het ware weerbestendig en wintervast. De volken zijn bovendien rustig, met een geringe zwermneiging en een hoge honingproductie. Geen wonder dat ze door imkers graag in bebouwde dalen en dichtbevolkte gebieden worden gehouden. Carnicabij & Mens: dat gaat (meestal) vredig samen.

De huidige populariteit van het vlijtige beestje begon in de jaren vijftig, toen Oostenrijkse fokkers erin slaagden om uit diverse kruisingen weer de bijna raszuivere Carnicabij met alle goede eigenschappen te ‘redden’. Vanuit Karinthië begon een wereldwijde opmars en inmiddels is het een van de belangrijkste rassen in de bijenteelt.

In Karinthië koestert men z’n Carnicabij. Sterker nog: imkers mogen er alleen de rasechte soort fokken en houden. De provincie telt zo’n 2.600 imkers met samen circa 33.000 bijenvolken. Bij de jaarlijkse Honigprämierung kunnen zij medailles winnen in de categorieën boshoning, bos-bloesemhoning en bloesemhoning. De regio Rosental in Zuid-Karinthië heeft de Carnicabij, die voor een kilo honing maar liefs 150.000 keer uitvliegt en daarbij in totaal zo’n 20.000 kilometer aflegt, zelfs in haar logo opgenomen.

Maria Anna Mozart
Leopold & Wolfgang Mozart
Thomas Bernhard
© Susanna von Canon RV
SOS Kinderdorpen