Column
Elk jaar in februari vindt het beroemde Opernball in Wenen plaats. Mijn gedachten dwalen terug naar mijn eigen ‘debuut’. Als jonge studente woonde ik in Wenen, waar vrienden van mijn ouders zich over mij ontfermden. Voor hen golden de wetten van de Weense society, waarin het Ballsaison een grote rol speelt. Het bestaat uit tientallen bals die jaarlijks in de maanden januari tot maart vóór de vastentijd worden georganiseerd. Elke groep en elke instelling heeft zijn eigen bal: de bakkers het Zuckerbäckerball, in Wenen wonende Hongaren hun Ungarnball, gymnasiasten van het prestigieuze Theresianum hun Theresianistenpicnic… om er enkele te noemen.
Het meest spectaculaire en beroemde bal is het Operabal. Het mogen openen ervan is felbegeerd. ‘Daar moet Reinildis bij zijn’, oordeelde de Weense familie, en zo kreeg ik voor ik het goed en wel besefte de volgende brief : ‘Sehr geehrtes Fräulein! Die Direktion der Staatsoper gibt sich die Ehre Sie zum Eintritt in das Jungdamen-Komitee zur feierlichen Eröffnung des Opernballes einzuladen.’ Was getekend: Gräfin Christl Schönfeldt, de in heel Wenen bekende Ballmutti.
De brief ging verder: ik werd geacht perfect linksom te kunnen walsen. Maar dat kon ik helemaal niet! Ik had geluk. Als buitenlandse kreeg ik een Weense balpartner toegewezen: student Karl. Hij bleek een uitmuntend danseur en wilde mij wel privé-walslessen geven voor de start van de verplichte Proben in de Opera. Ik kocht een grammofoonplaat van Johann Strauss en toen ging het van ein-zwei-drei, ein-zwei-drei! Vol overgave zwierde ik dagenlang met Karl over het parket van zijn ruime ouderlijk huis terwijl hij streng aanwijzingen gaf. De Proben verliepen daarna vlekkeloos.
De dag van het bal brak aan. Karl droeg zijn rok, ik mijn verplichte ‘bodenlanges weisses Kleid mit nicht engem Rock sowie lange weisse Handschuhe’. En natuurlijk een kroon op mijn hoofd. Mijn ouders waren overgekomen en met hen en enige vrienden dineerden wij voorafgaand aan het bal in de stad. Van alle kanten werden Karl en ik gefotografeerd: niets van dit unieke levensmoment mocht verloren gaan. Daarna schreden wij de opera binnen, door dranghekken afgescheiden van dikke rijen Weners die al die glitter van nabij wilden zien. Over het bal zelf kan ik kort zijn. Het was een sprookje. Vanaf een trap op het toneel daalden wij langzaam af in de opera, die was veranderd in een reusachtige balzaal versierd met 14.000 anjers. Boven ons hingen de balgasten in oogverblindende robes en ‘Frack mit Dekorationen’ uit hun loges, velen met toneelkijkers. Het werd een rauschende Ballnacht im Dreivierteltakt.
Dit grandioze bal had wel een staartje, of liever: twee staartjes. Eerst bleek de camera waarmee zo uitgebreid was gefotografeerd geen filmpje te hebben bevat. Er zat niets anders op dan razendsnel officiële persfoto’s te bestellen, zodat ik ten minste iets had. Karl en ik zijn op sommige te zien als kleine stipjes in de verte.
Het tweede staartje was typisch Weens. Als dank voor de walslessen nodigde ik Karl uit voor een etentje op mijn studentenkamer. Hij kwam, begon tijdens de soep te friemelen, werd hardnekkiger tijdens het hoofdgerecht en stortte zich op mij tijdens het toetje – zodat ik hem zonder koffie van de trap af duwde. Ik was verbouwereerd door deze onverwachte ongewenste intimiteiten, maar kreeg enige weken later opheldering. In Wenen woont men, zeker in de jaren zeventig, als student gewoon thuis of bij familie. Als je vrienden wil ontmoeten, spreek je af in Kaffeehaus of Heurigen. Een meisje dat alleen op kamers woont, is al enigermate verdacht. Als ze dan ook nog een jongeman bij zich te eten vraagt, dan bedoelt ze iets anders. Karl deed dus wat van hem verwacht werd.
Reinildis van Ditzhuyzen is historica en schrijfster