
Stedentrip
Tekst: Emely Nobis / Beeld: Frits Roest
Ooit bepaalde zout de geschiedenis van Ischl, later kozen Oostenrijkse keizers, kunstenaars en bourgeoisie Ischl als hun favoriete zomerverblijf. Verkenning van het traditierijke stadje in het Salzkammergut.

Nog steeds is goed voorstelbaar waarom Bad Ischl (Opper-Oostenrijk) tijdens het regentschap van de laatste Oostenrijkse keizer Franz Joseph I (1848 tot 1916) in de zomermaanden het politieke en culturele middelpunt van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie was. De ligging aan de rivier Traun te midden van bergen is nog net zo idyllisch als tijdens de 83 (!) zomers die de keizer hier doorbracht. In zijn kielzog ontdekten ook adel, kunstenaars en bourgeoisie de aantrekkingskracht van het Ischler landschap. Hun aanwezigheid verlevendigde de stad met goede gastronomie en volop amusement. Bad Ischl kreeg (en heeft) karakter. Dat ervaar je in het autoluwe centrum met elegante (voormalige) grand hotels, statige villa’s, groene parken en tal van boetiekjes, koffiehuizen en restaurants. Dat voel je helemaal zittend op het terras van Grand Café Zauner op de Esplanade langs de Traun, waar ooit de haute volée flaneerde om te zien en gezien te worden.

Ook de geschiedenis heeft Bad Ischl karakter gegeven: Hier ontving Franz Joseph I talrijke gekroonde hoofden: Van de Duitse keizer Wilhelm II en de Britse koning Edward VII tot koning Chulalongkorn de Grote van Siam (nu Thailand). Hier ook ontmoette de keizer zijn ‘Sisi’ en verloofden ze zich met elkaar. En hier ondertekende hij op 28 juli 1914 de oorlogsverklaring aan Servië, die het begin vormde van de Eerste Wereldoorlog. Bad Ischl (niet te verwarren met wintersportplaats Ischgl in Tirol) kan kortom terugkijken op een rijk verleden, maar heeft ook zonder dat veel te bieden. Waar moet je zijn en wat moet je zien tijdens een verblijf in traditierijke stadje in het Salzkammergut?
De kuurstad
De eerste bloeitijd van Bad Ischl begint in de eerste helft van de 19e eeuw. Al sinds het einde van de 16e eeuw was Ischl naast Hallstatt en Altaussee een van drie grote zoutwinningsgebieden in het Salzkammergut: De regio die delen van Opper-Oostenrijk, Salzburgerland en Steiermark omvat. Joseph Götz, fysicus bij de Ischler zoutziederij, begon in 1807 de schijnbaar helende werking van zoutbaden op zieke mijnwerkers en zoutziederij-arbeiders te onderzoeken. Hij stuurde zijn bevindingen naar Franz Wirer, lijfarts van de Habsburgse vorsten – die tevens de mijneigenaren waren. In 1821 kwam Wirer zelf naar Ischl, concludeerde dat het de moeite zou lonen om hier een kuurbad in te richten en bracht een jaar later zelf de eerste veertig tests-kuurgasten. Onder hen ook de jongste broer van de toen regerende keizer Franz I. Deze aartsbisschop van Olmutz had een longontsteking, in die tijd vrijwel zeker een doodsvonnis. Toen hij dankzij zijn verblijf in Ischl als door een wonder genas, werd hij natuurlijk een uitstekend visitekaartje voor het stadje. Zelf kwam hij in 1929 terug in gezelschap van aartshertog Franz Karl van Oostenrijk en diens echtgenote Sophie van Beieren. Die laatste was ‘al’ 23 en nog steeds kinderloos. Dat probleem werd in Bad Ischl opgelost, want een jaar later – op 18 augustus 1830 – werd haar eerste kind, de latere keizer Franz Joseph I, geboren, in de jaren erna gevolgd door nog eens twee zonen en twee dochters. Geen wonder dat de zonen van de inwoners van Bad Ischl de bijnaam ‘zoutprinsen’ kregen.
Trinkhalle

Symbool voor het verleden van Ischl als kuuroord is de Trinkhalle in het centrum (Auböckplatz 5), in 1829-31 als ‘Wirerbad’ gebouwd. Het markante gebouw van de Weense architect Franz Xaver Lössl kreeg de vorm van een Griekse tempel met grote foyer. De elegante, bijna 80 meter lange hal diende als ‘wandelgang’ voor gasten die hier drinkkuren volgden, en later ook als podium voor kuurmuziek. In de zuidelijke vleugel stonden de kleedkamers en de hokjes voor badkuren. Een arts schreef voor hoe de sole (zoutwater) moest worden gebruikt, bijvoorbeeld verdund, verwarmd of om te inhaleren. Behalve zoutbaden werden er ook koolzuurbaden, modderbaden en wei-baden voorgeschreven. Er was zelfs een golfslagbad: Een klein bassin met een schommel erin, met golven geproduceerd door patiënten die zittend op de schommel met hun benen ‘fietsten’ (goed voor een te hoge bloeddruk). Patiënten met longproblemen werden ook wel naar de zoutmijn zelf gestuurd, waar ze al wandelend over een balustrade bij de ingang de helende lucht in konden ademen.
Standbeeld zelf betalen

Op kuur kun je in Bad Ischl nog steeds, tegenwoordig in de moderne Salzkammergut Therme (Voglhuberstraße 10) – waar je ook als gezonde gast terecht kunt in onder andere een zoutgrot en zout-whirlpool. Ook de kuurmuziek is nooit verdwenen. Het Ischler kuur-kwartet en -orkest geeft in de zomermaanden meerdere keren per week (meestal gratis) concerten in het muziekpaviljoen in het kuurpark of (bij slecht weer) in de Trinkhalle.
Nog een bezienswaardig overblijfsel uit de tijd van de kuurgasten is de kuur-apotheek (Kreuzplatz 18), waar al 200 jaar lang naast reguliere medicijnen talrijke huisspecialiteiten worden geproduceerd. Oude verpakkingen uit de ‘kuurtijd’ zijn nu nog in de etalage te bewonderen.
De initiator van Bad Ischl als kuuroord – Franz Wirer – schonk de stad ook een theater (Kaiser-Franz-Josef-Straße 7, nu wegens renovatie gesloten) en een kuurpark (ingang Wirerstraße 3), uit de overtuiging dat zieken sneller zouden genezen als ze niet alleen medisch werden behandeld, maar zich ook konden ontspannen en werden vermaakt. De Ischler bevolking, die het kuurpark net zo goed mocht gebruiken, was hem zo dankbaar dat ze in het park een standbeeld voor hem lieten oprichten. Wirer was blij met het eerbetoon, zelfs toen bleek dat hij de hommage zelf moest financieren.
De keizerstad

Nadat aartshertogin Sophie dankzij haar kuur in Bad Ischl een troonopvolger had gebaard, bleef ze er terugkomen en nam ze ook haar kinderen mee. Vanaf 1834 huurde ze de eerste verdieping van het huis van de zoutzieders-familie Seeauer, gelegen aan de oever van de Traun langs de voormalige steiger van de platboten waarmee het zout over de rivier werd vervoerd. Ter ere van Sophie werd hier een elegante promenade (de Esplanade) aangelegd, waar de haute volée kwam om te zien en gezien te worden. Zelfs nu kun je er nog heerlijk flaneren langs de rij pastelkleurige historische gebouwen.
In dit Seeauer Haus (Esplenade 10, nu het stadsmuseum) ontmoette Franz Joseph I (in 1848 tot keizer gekroond) voor het eerst zijn nicht Elisabeth in Beieren (Sisi), die met haar moeder en zus waren uitgenodigd voor zijn 23ste verjaardag. De familie arriveerde op 16 augustus 1853, Franz Joseph en Elisabeth werden verliefd en drie dagen later vond de verloving plaats. Vanaf het balkon op de eerste verdieping – dat Sophie had laten aanbouwen – werden ze bij die gelegenheid door de Ischler bevolking toegejuicht.
Kaiservilla

Bij hun huwelijk in 1854 kreeg het keizerpaar van aartshertogin Sophie een villa in Bad Ischl cadeau. Om er een geschikte zomerresidentie van te maken, werd het toen veertien kamers tellende pand flink vergroot en verbouwd. Dat de plattegrond na de uitbreiding met twee zijvleugels van bovenaf gezien de vorm van een E heeft, is waarschijnlijk een hommage van de toen stapelverliefde keizer aan zijn bruid.
De Kaiservilla wordt nog steeds bewoond door nazaten van Franz Joseph, maar enkele vleugels zijn als museum ingericht en in de zomermaanden publiek toegankelijk. Een groot deel van de inrichting stamt nog uit de tijd dat het keizerpaar hier de zomers doorbracht, zoals de met jachttrofeeën behangen gangen, het boudoir waarin de keizerin haar dagboeken en gedichten schreef of talen leerde, de Spartaans ingerichte slaapkamer van de keizer en zijn werkkamer met het bureau waaraan hij op 28 juli 1914 de oorlogsverklaring aan Servië tekende én zijn Manifest An meinen Völker schreef, waarin hij uitlegt waarom de oorlog volgens hem onafwendbaar was.
De huiskapel op de begane grond werd na de aanslag op haar leven in Genève (in 1898) ingericht als gedenkplaats voor Sisi. In vitrines liggen het kussen waarop het hoofd van de stervende keizerin rustte en haar ‘huwelijkszakdoek’ met geborduurde E en keizerkroon.
Op reis met 40 paarden

Ook al zijn adellijke titels in Oostenrijk verboden sinds het land in 1919 een republiek werd, in Bad Ischl koestert de bevolking het adellijk verleden nog steeds. In hun ogen hebben ze aan die adel, en met name de Habsburgers, veel te danken. In de eerste plaats natuurlijk de ontdekking van het stadje als kuur- en vakantieoord, maar daarnaast ook een aantal belangrijke gebouwen.
Zo werd de in 1780 voltooide parochiekerk St. Nikolaus voor het grootste deel gefinancierd door keizerin Maria Theresia. Dat deed ze overigens niet geheel belangeloos. Een meerderheid van de inwoners van Bad Ischl was in die tijd evangelisch, net als in grote delen van het Salzkammergut. Door katholieke kerken te bouwen en die pronkvol barok in te laten richten, hoopte ze de bevolking terug naar het ‘juiste’ geloof te lokken. In Bad Ischl heeft het gewerkt. De stad is nu weer overwegend katholiek.
Dat Bad Ischl al in 1877 werd aangesloten aan het spoor (de Salzkammergutbahn) én een eigen treinstation kreeg (Bahnhofstraße 8), is eveneens te danken aan het keizerhuis. Tot de voltooiing van die spoorlijn was de reis naar de zomerresidentie bijzonder moeizaam. Voor de tocht vanuit Wenen naar Linz (per stoomboot), Gmunden (trein), schip (over het Traunmeer) en ten slotte paardenkoets trok men zeven dagen uit. Met de trein duurde het nog maar 7 uur. Zeker voor Elisabeth, die telkens met veertig paarden en een roedel honden op pad ging, een hele opluchting. Het stationsgebouw is ontworpen in de stijl van het historisme. In de rechtervleugel bevond zich de speciale Hofsalon, gereserveerd voor de keizerlijke familie. Franz Joseph I bracht hier de nodige tijd door, omdat hij zijn zomerverblijf in Bad Ischl, dat meerdere maanden duurde, herhaaldelijk onderbrak voor korte uitstapjes naar Wenen.

Ook een ander historisme-gebouw, het imposante postkantoor (Auböckplatz 4) tegenover de Trinkhalle, was een geschenk van de keizer. Het werd geopend in 1895 en lijkt op veel andere postkantoren uit de Oostenrijk-Hongaarse monarchie. Niettemin is het een uniek pand, omdat van hieruit in 1914 het telegram met de oorlogsverklaring van Oostenrijk aan Servië werd verstuurd.
Meer in het klein dankt Bad Ischl zelfs het openbare Parkbad – een buitenzwembad met grote ligweide nabij de Kaiservilla – aan de Habsburgers. Het was vroeger namelijk het privé-zwembad van de sportieve keizerin Elisabeth.
Keizertreintje

Natuurlijk biedt zo’n rijk keizerlijk verleden tal van aanknopingspunten voor het huidige toerisme. Zo voert het (elektrisch aangedreven) boemeltreintje Kaizerzug bezoekers langs de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad, kun je wandelen in het Sisi-Park, verkoopt Konditorei Zauner een Kaisertorte en is nog niet zo lang geleden café-bar-restaurant Elisabeth (Pfargasse 2) geopend in de historische ruimtes van het voormalige hotel Zur Kaiserin Elisabeth – dat tot 1854 overigens ‘gewoon’ hotel Tallachini heette. Omdat de jonge Sisi hier met haar zus en moeder was ondergebracht ten tijde van haar verloving met Franz Joseph I, mocht het hotel zich na de huwelijksvoltrekking in 1854 ‘omdopen’. Dat werkte ook toen al goed als je toeristen wilde aantrekken.
Misschien geen wonder dus dat de verjaardag van keizer Franz Joseph I op 18 augustus in Bad Ischl nog elk jaar wordt gevierd. Tijdens deze Kaisertage vinden er een week lang allerlei festiviteiten plaats, met als hoogtepunten de ontvangst van het ‘keizerpaar’ dat per stoomlocomotief op het station aankomt, een gedenkmis en een defilé bij de Kaiservilla met deelnemers uit binnen- en buitenland.
De operettestad

Toen het Oostenrijkse keizerrijk aan het einde van de Eerste Wereldoorlog uiteenviel en de adel werd ‘afgeschaft’, maakte Bad Ischl niettemin een tweede bloeiperiode door. Dankzij de vele kunstenaars die er bleven komen, ontstond hier nu het zilveren tijdperk van de operette – met tal van componisten, librettisten, musici, decorbouwers… en opnieuw veel prominente zomergasten uit binnen- en buitenland.
Franz Léhar, de meest prominente vertegenwoordiger van deze periode, bezocht Bad Ischl voor het eerst in de zomer van 1902 en componeerde er maar liefst zevenentwintig van zijn dertig operettes, waaronder het beroemde Die lustige Witwe. Vooral de altijd gelijkmatige regen (die nu door de klimaatverandering veel minder vaak valt) zorgde ervoor, meende hij zelf, dat hij hier zijn beste ideeën kreeg. Emmerich Kalmán bracht vele zomers door in Bad Ischl en schreef er onder andere de Czárdasfürstin. Oscar Straus had tussen 1951 en 1954 een eigen villa direct aan het Kurpark en componeerde er zijn bekendste operette Walzertraum. Ook Robert Stolz, meester van de Weense operette, was lange tijd zomergast.
Al met al verbleven in de 19e en 20e eeuw zo’n dertig operettecomponisten in het stadje. Velen van hen woonden tijdelijk in de Rosenvilla naast het kuurpark, nu ook nog te huren als vakantieverblijf. Ook Léhar bracht hier enkele zomers door, voordat hij in 1912 een eigen villa langs de Traun kocht (nu Léhar-Kai 8). Die villa liet hij na zijn dood in 1948 na aan de stad – onder voorwaarde dat het als museum gebruikt zou worden. Helaas is de Lehárvilla, waarvan de inrichting ongewijzigd is gebleven, wegens renovatie tot nader order gesloten. In het stadsmuseum is op de bovenste verdieping wel een tijdelijke expositie over de componist ingericht.

Léhar, begraven op het Ischler kerkhof (Grazerstraße), wilde niets liever dan dat Bad Ischl dé operettestad van Oostenrijk en de wereld zou worden. Dat er sinds 1961 elke zomer een inmiddels gerenommeerd operettefestival in stadje plaatsvindt, zou hem dus deugd doen. Helemaal als hij zou weten dat tijdens dit naar hem vernoemde Lehár Festival (juli-augustus) ook altijd één van zijn operettes staat geprogrammeerd.
De natuurstad

Op het stadswapen van Bad Ischl prijkt een gems die op drie zwarte heuvels staat en knabbelt aan een es met groene bladeren. De gems verwijst naar de jacht op groot wild in de nabijgelegen bergdistricten en de boom herinnert aan het vroegere grote essenbos in het Ischl-dal. De heuvels zijn de drie ‘huisbergen’: de Katrin, de Hohe Schrottund en de Zimnitz. Dat Bad Ischl te midden van de natuur ligt, was al voor het keizerhuis een groot pluspunt. Zo noemde keizerin Elisabeth de kleine berg Jainzen (814m) haar ‘toverberg’. Ze liep er vaak omhoog en schreef er gedichten erover. Nu is er een rondwandeling in haar voetsporen uitgezet. Ook de keizer was er vaak te vinden, maar dan om te jagen. Hij schoot tijdens zijn leven zeker 15.000 dieren in binnen- en buitenland en de Jainzen was indertijd zijn private jachtgebied.
Een ander geliefd uitstapje – toen en nu – is een wandeling naar de top van de 599 meter hoge Siriuskogel ten zuiden van de stad. In 1885 werd hier, op een stenen voetstuk, een houten uitkijktoren gebouwd. In de tijd dat Ischl floreerde als keizerlijk zomerverblijf werd de toren Kaiser-Franz-Josef-Warte genoemd; nu heet ze de Siriuskogelwarte. Het bergrestaurant Siriuskogl is via verschillende routes (maar altijd te voet) binnen 20 minuten bereikbaar. De klim loont alleen al vanwege het panoramische uitzicht over Bad Ischl.
Retro naar de Katrin

Het meest charmante berguitje in Bad Ischl voert ongetwijfeld naar het natuurgebied op de Katrin. Per auto niet bereikbaar, maar wel (al sinds 1959) met de 4-persoons Katrin Seilbahn. Het dalstation van de kabelbaan is in retrostijl uit de jaren 50/60 gedecoreerd met ligstoelen, zithoeken en met een vrolijke wandschildering van een zwaaiende vrouw met zonnehoed, rugzak en fladderende rode rok.
Met een beetje geluk neem je plaats in de ‘gouden gondel’ – de enige van veertig gondels die met echt bladgoud is bekleed. In de omgeving van het bergstation op 1.400 meter kijk je uit over de drie bondsstaten waartoe het Salzkammergut behoort: Opper-Oostenrijk, Stiermarken en het Salzburgerland. Over het topplateau van de Katrin, dat midden in een natuurreservaat ligt, voeren wandelroutes van verschillende lengtes en intensiteit, zoals de 7-Seenblick-wandeling met bij helder weer uitzicht op zeven meren en vier dalen.

Wie daarna hongerig is, kan zich laten verwennen in bergrestaurant Katrin direct bij het bergstation of in de Katrin Almhütte op 5 minuten afstand, waar de gemoedelijke Hüttenwirt Roland Schimpl sinds enkele jaren de scepter zwaait. Op heldere dagen kijk je hier vanaf het zonnige terras uit over een magnifiek bergpanorama met Dachstein, Loser, Schafberg, Gosaukamm en Toten Gebirge. Binnen biedt de rustieke almhut de juiste sfeer om extra te genieten van de zelfgemaakte taarten, een Brettljause of een Bratl (varkensgebraad).
Dalstation Katrin Seilbahn: Kaltenbachstraße 62.
Informatie over openingstijden, zomer- en winteractiviteiten, parkeren en tarieven: katrinseilbahn.com
De Culturele Hoofdstad 2024
Voor het Salzkammergut is 2024 een spannend cultureel jaar. De regio, met Bad Ischl als vaandelstad, draagt de titel Culturele Hoofdstad van Europa (samen met Tartu in Estland en Bodo in Noorwegen). In totaal 23 gemeenten tussen Roitham am Traunfall en Bad Mitterndorf maken deel uit van de cultuurhoofdstadregio, die daarmee voor het eerst in een landelijke regio in het Alpengebied wordt gehouden. Meer informatie over het Salzkammergut als Culturele Hoofdstad van Europa: salzkammergut-2024.at
Kijk wat je allemaal in de omgeving kunt doen op onze wegwijzer.
- Meer Opper-Oostenrijk
- [av_hr class='invisible' height='50' shadow='no-shadow' position='center' custom_border='av-border-thin' custom_width='50px' custom_border_color='' custom_margin_top='30px' custom_margin_bottom='30px' icon_select='yes' custom_icon_color='' icon='ue808' font='entypo-fontello' av_uid='av-12p6ly7-3' custom_